Vandaag is minder dan 3% van de granen die de Belgische brouwers gebruiken van Belgische oorsprong. En dat terwijl België het tweede grootste moutland ter wereld is! De teloorgang van onze brouwersgerst moet gezocht worden in de industrialisering en wereldwijde consolidatiedrang, en de algehele anonimisering van ons hele landbouw- en voedselsysteem.
Het Granennetwerk wil de lokale band herstellen tussen boer en brouwer, tussen graan en geuze, tussen de grond en haar bewoners. Want een terroir is echt wel meer dan een mandje met streekproducten. Een terroir, dat is geschiedenis, cultuur, gemeenschap én economie, allemaal ineen.
Waarom dan dit project? In ’t kort: een definitieve terugkeer naar onze terroir. Dat betekent een eigen smaak, maar ook een authenticiteit waarvan de boeren de drijvende kracht zijn. Dat is niet gemakkelijk, maar ook niet onmogelijk.
Pakweg een eeuw geleden woonden de boer, mouter en brouwer, molenaar en bakker gewoon in hetzelfde dorp. Nog zo gemakkelijk. Dat verzekerde het vertrouwen en de onderlinge verstandhouding, want ze wisten met wie ze vandoen hadden en ze aten van hetzelfde brood. Maar de landbouw is na de Tweede Wereldoorlog massaal geïndustrialiseerd.
De vicieuze graancirkel.
De industrialisatie en ongeziene schaalvergroting gebeurden eerst met de beste bedoelingen. “Nooit meer honger”, dat was de leuze na de oorlog. Maar de strijd tegen honger werd al snel gewonnen en omgezet naar een strijd voor de maximale opbrengst en een export die geen grenzen kende. Het resultaat was dat de voedselketen uiteenrafelde en verbrokkelde.
De boer geraakte vast in een economische tang tussen stijgende inkoopprijzen en dalende afzetprijzen. Anno 2022 ligt een groot deel van de controle en de macht bij enkele mastodonten: enerzijds de leveranciers van zaden, pesticiden en meststoffen en anderzijds de grootdistributie als afnemers.
Hierdoor ontstaat er een enorme druk op het hele systeem — en vooral een vicieuze cirkel bij de boeren:
- de prijsdruk in de grootdistributie en supermarkten verschraalt de kwaliteit van ons verwerkte eten en drinken. Alles moet alleen maar sneller en goedkoper.
- dit verhoogt de prijsdruk op de landbouw. De boer is al lang geen prijszetter meer, maar een prijsnemer die gewoon krijgt wat de markt dicteert. Nochtans blijven alle operationele en financiële risico’s wel bij hem liggen.
- onder al die druk wil de boer zoveel mogelijk ton per hectare oogsten. Waar vroeger 3 à 4 ton graan per hectare de norm was, is dat nu opgedreven tot fluks 8 à 10 ton per hectare.
- hierdoor wordt de boer afhankelijk van toeleveranciers die hem de best renderende zaden verkopen, samen met pesticiden en kunstmest om de opbrengst te maximaliseren.
- dat zijn landbouwpraktijken die de bodem degraderen door bodemverdichting en –erosie. Het water blijft moeilijker in de grond en de biodiversiteit in het agrarisch landschap daalt.
- de enige mogelijke oplossing is consolideren (de kleintjes verkopen aan de groten) en nog meer schaalvergroting op het veld. Dit leidt dan weer tot een verschraling van het aanbod.
Zo zijn heel veel oude fruitsoorten, groenten en graangewassen compleet verloren gegaan in de industrialisatie, omdat ze niet voldeden in de “ratrace” naar maximale opbrengst...
Ons Belgisch bier en brood krijgen we van het buitenland.
De systematische en systemische uitbuiting van de boer is perfide. De harde cijfers: de omzet per hectare graan bedraagt gemiddeld ongeveer € 1.800. Na aftrek van de kosten blijft er € 600 over, waarmee het werk, de leningen en al de rest moeten betaald worden. Kortom, er blijft amper iets over. Het is nu zover gekomen dat in Europa veel boeren hun gezinsinkomen halen uit subsidies in plaats van uit de opbrengst van hun arbeid.
Die afhankelijkheid van subsidies, de permanente economische druk en het gebrek aan een toekomstperspectief verklaren wellicht waarom zoveel boeren stoppen met de stiel. De schrijnende realiteit is dat het aantal depressies en zelfmoorden nergens zo hoog is als in de boerengemeenschap.
Onze boeren zijn al lang niet meer concurrentieel ten opzichte van andere regio’s binnen Europa, maar surtout erbuiten. Waar een gemiddelde Belgische boer 30 hectare kan bewerken, is dat in Oekraïne en andere Oost-Europese landen al gemakkelijk 100 tot 1.000 hectare en in de Verenigde Staten 10.000 hectare. En toch is de prijs voor Belgisch graan dezelfde: die van de wereldmarkt.
Er zit een limiet op dit systeem. De opwarming van de aarde en de bijhorende droogte op de velden, de monoculturen en de verschraling van de grond hebben, samen met de prijsdruk, de veerkracht uit onze landbouw gehaald. De Belgische graanteelt is nu vooral gefocust op het voeden van onze veestapel en de productie van bio-ethanol en zetmeel. Voor onze eigen menselijke consumptie rekenen we op import. Hoe absurd is dat?
Het kan anders, want het moét anders.
We moeten terug naar hoe het was. Want dat wás waardevol en duurzaam en logisch. Het is zo klassiek dat het intussen weer progressief is geworden.
We moeten terug naar lokale samenwerking tussen de boer en zijn klant, of dat nu een chef-kok is, een brouwer, een molenaar of een bakker. We moeten terug naar de rijkdom van variatie. We moeten terug naar kwaliteit. Minder maar beter. En de boer weer de erkenning geven die hij verdient, zodat hij verder boert:
- even gedreven, omdat de boer ervan kan leven.
- even gepassioneerd, omdat de boer wéét naar welk bier of naar welk brood de vruchten van al die arbeid gaan.
- met een herwonnen fierheid, omdat het ambacht weer gewaardeerd wordt.
We geloven in een sterk Granennetwerk van koppige boeren, mouters, molenaars, brouwers en bakkers, tot en met de kritische consumenten. Dat is een visie van traditionele waarden, van onze grond, van ons land, van onze terroir. Want terroir, dat is geschiedenis, cultuur, gemeenschap én economie, allemaal ineen.