Dat bio meer is dan een stempelke, bewijzen Hilde Nechelput en Seppe Holmans. Zij zijn de drijvende kracht achter de Pajotse bioboerderij Dubbeldoel. Het is een boerderij die graan levert aan de brouwerij en in ruil draf terugneemt. Circulaire economie heet dat met een duur woord, maar ge moogt gewoon zeggen dat het ons eigen terroir weer schoner maakt.
“Hebt ge graag een kremmeke? Wacht, ik zal u ene gaan halen. Wilt ge ene mee bannan of die mee gezouten karamel?” De ontvangst bij het landbouwerskoppel is hartelijk, en daar hoort een ijsje bij. We zijn in Gooik, in de Zwartschaapstraat, op een kleine weg in het midden van het glooiende Pajotse landschap. Daar ligt boerderij Dubbeldoel verscholen.
Hilde en Seppe zijn één van de boerenfamilies waarmee 3 Fonteinen circulair samenwerkt. Zij voorzien de brouwerij van uitstekende brouwersgerst en ruwe tarwe, de brouwer stuurt de draf daarna terug naar hen. (Draf is wat overblijft van het graan na het brouwen.) Hun koebeesten zijn er verzot op, want die brij is zoet, vol eiwitten en rijk aan vezels. En de brouwerij koopt dan ook nog eens charcuterie en ijsjes voor in de lambik-O-droom.
De ene koe is de andere niet.
De melk voor de ijskreem komt van hun eigen koeien. Hilde en Seppe hebben er zo’n 140, inclusief het jongvee. De volwassen dieren zijn ‘dubbeldoel’, wat betekent dat ze zowel voor melk als vlees zorgen. Vroeger was zoiets de normaalste zaak van de wereld. Maar sinds de industrialisatie van de landbouw is het heel uitzonderlijk dat boeren nog op zoek gaan naar de juiste rassen om een gezond evenwicht tussen melk en vlees te bewaren binnen de kudde.
Daarnaast houden ze op de boerderij ook nog varkens en bewerken ze een groot deel van hun 55 hectaren als graasland en voor de groei van granen en grasklaver. Van hun landbouwgebied is er 20 hectare natuurgebied. Ook de grond krijgt dus een tweeledige invulling. Alles samen meer dan genoeg redenen om de hele boerderij Dubbeldoel te noemen.
“Tante Godelieve werkte ook al niet met pesticiden of drijfmest. Wij zijn doorgegaan met dat natuurlijk beheer. De interesse was er gewoon, dat was niet weldoordacht.”
Het was in 2009 dat Seppe en Hilde besloten om de boerderij van Hildes tante Godelieve over te nemen. Hilde noemt het een evidente keuze, want ze is zelf opgegroeid in en rond de boerderij. Ook de overschakeling naar een biologisch landbouwbedrijf was voor haar evident. “Tante Godelieve werkte toen ook al niet meer met pesticiden maar met mechanische onkruidbestrijding. En zij gebruikte ook al haar eigen stalmest in plaats van drijfmest. Wij gingen gewoon verder met een natuurlijk beheer van de weilanden. We hebben hagen gezet, boomgaarden geplant… De interesse was er gewoon. Het was niet weldoordacht of zo.”
Bij Seppe was het een ander verhaal. “Op uw achttien weet ge niet goed wat ge wilt doen hé. Ik wou eerst zelfs in de showbizz stappen. Maar als uw lief al zoveel op een boerderij zit, weet ge het wel rap.” Via een omweg naar Nieuw-Zeeland belandt hij uiteindelijk ook in Gooik. “Dat avontuur ginder beneden was qua werk allemaal tof, maar uiteindelijk was dat een industriële boerderij met 1.200 koeien. Dat aspect klopte gewoon niet voor mij.”
Pajottenland, schoon land.
Een lokaal verhaal resoneerde des te meer. Want Seppe ziet het Pajottenland nog altijd als de graanschuur van Brussel. “Wij zitten hier wat koeien op te groeien en met de tractor te rijden, gewoon zo een beetje in ’t park van Brussel. De stad is onze klant. En de appreciatie die we krijgen van de mensen, dat maakt ons fier.”
“Ge moest eens weten hoeveel boerderijen er vandaag verkocht worden om er appartementen op te zetten!”
En zo zette het duo de boerderij verder. Content en overtuigd van biologische landbouw. Gaandeweg bleek dat hun aanpak vanzelf resulteerde in enkele zeldzame grassoorten op hun weilanden. “Die historisch waardevolle weides en landschappen onderhouden was echt nodig, in mijn ogen”, gaat hij verder. “Dat was tegen het advies van bepaalde specialisten die hadden aangeraden om ze opnieuw in te zaaien met iets dat direct rendeert.” Seppe en Hilde gingen voor grasklaver, een omschakeling die de grond rijk zou maken, in plaats van hem uit te putten. “En we behouden ons zicht ook nog. Ge moest eens weten hoeveel boerderijen er vandaag verkocht worden om er appartementen op te zetten!”
De traditionele maïsteelt zei hen niets meer en daar zijn ze volledig mee gestopt. “Die grasklaver is ontzettend belangrijk,” springt Hilde bij, “Dat is gewoon de beste voeding voor de koeien. Helemaal iets anders dan maïs en gras vermengd met Zuid-Amerikaanse soja.”
“Bio gaat niet enkel over productiemethodes. Alles is ook verbonden met het landschap, de zorg voor de dieren, de maatschappelijke impact, noem maar op.”
Dat zo een systeem versterkend werkt, hoeft geen betoog. Maar als we haar vragen naar de lokale bio-boeren, is Hilde duidelijk. De enkele boeren die er mee begonnen zijn, zijn er gelukkig nog. Maar er komen er weinig bij. “Momenteel is het aanbod van biomelk groter dan de vraag. De prijzen staan hierdoor onder druk, ook door de import van goedkopere buitenlandse biomelk.”
Seppe en Hilde, zijn ploegen voort.
De Belg wil gelukkig nog steeds kwaliteit. Mensen zijn ook bewuster bezig met hun voedsel en willen daarom ook de lokale boer steunen. “We willen ook evolueren naar volwaardige kuddekoeien”, zegt Seppe. “Dat betekent dat we de kalfjes veel langer bij de moeder laten, waardoor ze hun natuurlijke gedrag behouden. Dat is gewoon beter. Weet ge, bio gaat niet enkel over productiemethodes. Alles is ook verbonden met het landschap, de zorg voor de dieren, de maatschappelijke impact, noem maar op.”
“Ik ga u iets vertellen: wij gaan nooit de meest begenadigde graantelers zijn.”
We praten hier met ondernemers die altijd vrij impulsief aan hun volgende stap beginnen. Hilde zal daar meerdere keren naar verwijzen. “We doen het hier vooral met ons hart. Misschien moeten we alles net iets doordachter doen.” Tja. Of niet? Hilde en Seppe zitten allesbehalve stil. Hun landbouwbedrijfje telt ondertussen al zeven medewerkers en hun vaste stroom aan klanten vinden ze vandaag via zes winkels in en rond Brussel, op een drietal markten, via thuislevering en in hun hoevewinkel met eigen charcuterie, yoghurt en ijs. Laat ze maar doen, die twee.
Maar nog één ding. Hoe kwamen Seppe en Hilde eigenlijk in het Granennetwerk terecht? “Ja, gijle zijt eerst naar ons gekomen hé, want veel bioboeren zijn er hier niet. Wij waren wel al een beetje bezig met graanteelt en we hebben al veel bijgeleerd, maar ik ga u iets vertellen: wij gaan nooit de meest begenadigde graantelers zijn. Maar jullie draf is zo belangrijk voor ons. En het is plezant om te kunnen zeggen: ‘Wij hebben meegewerkt aan diene geuze’, dat is waar.”
Het circulaire verhaal zit vast in hun hart. Seppe en Hilde verkopen graan, en ze kopen voedzame draf terug. En het lambikbrouwseizoen wisselt perfect af met het grasklaverseizoen. Zo is die cirkel ook weer schoon rond.